Winternachten in Theater aan het Spui

Society Reacties uitgeschakeld voor Winternachten in Theater aan het Spui
Schrijver en dichter Rodaan Al Galidi tijdens de uitreiking van de Jan Campert-prijzen 2015 als onderdeel van Winternachten 2016 in Theater aan het Spui.

Rodaan Al Galidi ©Mylène Siegers

Society is een regelmatig terugkerende rubriek van schrijfster Vera de Jonckheere en mij in de weekkrant Den Haag Centraal. Vanaf donderdag 21 december verkrijgbaar met nog veel meer lezenswaardige artikelen.

Binnenkort meer foto’s, want de feestelijke uitreiking bood veel moois voor mijn oog, maar voor nu Vera’s haarscherpe beschouwing…

‘Verbeelding biedt troost’

‘Hello Darkness’ was het inspirerende motto van de 21e editie van het Winternachten Writers Unlimited Festival in het Theater aan het Spui. Duisternis bevindt zich zowel in als buiten ons en manifesteert zich op wereldschaal; nu zelfs lichtjaren bij ons vandaan via Bowie’s Black Star. Het literair verantwoorde thema deed Den Haag ook dit jaar weer op vredelievende wijze vlammen op de internationale kaart. Den Haag Centraal was zondagmiddag bij de feestelijke afsluiting, de uitreiking van de prestigieuze Haagse Jan Campertprijzen, die al vanaf het begin (1947) door Den Haag gefinancierd worden en toegekend door de Jan Campert-stichting.

Asielzoeker
Rodaan Al Galidi (Irak, 1971) die zichzelf ooit betitelde als de ‘Asielzoeker des Vaderlands’ opende het programma met een gedicht op de Nederlandse vrouw. Haar lokroep is volgens hem niet die van de Spaanse: ‘dans met mij’, de Française: ‘laten wij zoenen’, of de Belgische: ‘drink een glas wijn met me’ maar de Nederlandse inviteert passie via: ‘word oud met mij.’ De zaal met een betrekkelijk hoge gemiddelde leeftijd lachte gul. In 1998 belandde Al Galidi als asielzoeker in Nederland en sindsdien publiceerde hij tijdens eindeloos wachten op een verblijfsvergunning dichtbundels, romans, columns en boeken. In zijn: ‘Hoe ik talent voor het leven kreeg’ beschrijft hij deze achttien jaar. Als geen ander auteur heeft hij in krap twee decennia de weg naar de Nederlandse lezer gevonden via: “Herkenbaarheid, geen overdrijving, geen eigen mening en vooral: houd het kort! Ik had met gemak 1500 pagina’s kunnen schrijven,” maar hij beperkte zich tot een derde ervan. Waar wij in literair opzicht van kort en snel houden, gaat onze voorkeur waar het crises betreft uit naar lang en traag. De Nederlander houdt van wachten, aldus Al Galidi in een van zijn rake observaties.

Duizendpoot
Ilja Leonard Pfeijffer ontving de Jan Campert-prijs voor zijn poëziebundel Idyllen. Femke Halsema’s lofrede deed hem verzuchten: “Geef mij één zo’n lezer en het is allemaal niet voor niets geweest.” Annelies Verbeke kreeg de F. Bordewijk-prijs voor haar roman Dertig Dagen. Lamin Kuyateh vertolkte een ‘praise song’ op de kora, een West-Afrikaanse harp. Anna Woltz, als schrijver ‘geboren’ op de Haagse Montessorischool Waalsdorp en het Gymnasium Haganum, kreeg de Nynke van Hichtum-prijs uitgereikt voor haar (jeugd)roman Honderd uur nacht. Na Edward van de Vendels loflied op Woltz was Adriaan van Dis aan de beurt. Die zondagochtend was hij van 10 tot 12 al live te beluisteren geweest in VPRO’s O.V.T. vanaf het Winternachten Festival. Een tijdstip waarop de gemiddelde Hagenaar nog in zijn zijden pyjamaatje door het huis dartelt, dus wij vergaven Van Dis het knikkebollen tijdens Michael Krüger’s monotoon voorgelezen essay over ‘De Staat van de Nederlandse letteren’. Presentator Francis Broekhuijsen roemde naamgever Huygens en laureaat Van Dis om hun beider veelzijdigheid: “Constantijn Huygens was een Haagse dichter, architect, componist en diplomaat die ook nog eens de Scheveningseweg heeft ontworpen. Een duizendpoot net als Adriaan van Dis.” Job Cohen bejubelde Van Dis vervolgens en liet het zingen gelukkig aan Typhoon over.

Rare snuiters
In zijn dankwoord memoreerde Van Dis zijn fascinatie voor ‘rare snuiters, mensen die er niet bij horen’, die hij baseert op zijn eigen angst om buiten de boot te vallen. Met hulp van zijn pen én bijgestaan door de psychiater die hij al sinds zijn televisieprogramma ‘Hier is …’ raadpleegt, gaat hij persoonlijke angst en duisternis te lijf. Zo weet hij ‘van eigen en andermans modder goud’ te maken. De ‘bange Adriaan’ slaat bruggen over iedere kloof van rancune, maar hij kent ook een heel ander geluid. “In mij schreeuwt een woedende man over het gretig fascisme van onze tijd. Stampvoetende onmacht leidt tot woede.” Steeds weer roept hij zichzelf terug naar de schrijftafel, de enige plek waar hij iets te zoeken heeft: “Bied verbeelding, want verbeelding biedt troost.”

Nog meer troost kwam van Joris Wijsmuller, financiële troost: “De Jan Campertrpijzen die Den Haag al bijna zeventig jaar koestert, blijven bestaan. Veilig in Den Haag.”

 

Vera de Jonckheere